• Over DBVB
    • Portfolio
    • De betrokken methode
  • Wie zijn wij
    • CV Theo
    • CV Gera
  • Wat doen we
    • Vastgoedbeheer
    • Project- en procesmanagement
  • Waarom DBVB
  • Weetjes
  • Blog
  • Contact

Wijziging Besluit Omgevingsrecht

De wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en enkele andere wetten is per 1 november 2014 een feit. De wijzigingen houden verband met het permanent worden van de Crisis- en herstelwet. Het gewijzigde Bor maakt herbestemming en vergunningvrij bouwen ook voor monumenten eenvoudiger.

Relevant in het kader van herbestemming van monumenten, is het feit dat het gewijzigde Bor het eenvoudiger maakt om de gebruiksfunctie van bestaande gebouwen (al dan niet tijdelijk) te wijzigen.
Het gaat om de wijziging van artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II bij het Bor. Dit artikel bevat categorieën van gebruikswijzigingen (de zogenaamde “kruimelgevallen”) waarvoor eenvoudiger en sneller een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingplan kan worden verleend.

Dit artikel had eerder de beperking opgenomen dat het oppervlak waarop de gebruikswijziging plaatsheeft, niet meer dan 1.500 m2 mocht bedragen. Sinds 1 november is deze beperking komen te vervallen. Hierdoor kan ook voor grotere herbestemmingsprojecten een kruimelgeval-omgevingsvergunning worden verleend met toepassing van de korte reguliere procedure. Bovendien geldt niet langer de voorwaarde dat het aantal woningen niet mag toenemen.
De gebruikswijziging mag gepaard gaan met bouwactiviteiten, mits de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet wordt vergroot. Bij het geven van een nieuwe bestemming aan een beschermd rijksmonument wordt het voordeel van kruimelgeval echter weer teniet gedaan. Voor deze activiteit wordt namelijk de minister van OCW aangewezen als adviseur. En dat betekent dat de uitgebreide procedure voor wat betreft het “wijzigen van een monument” van toepassing is. 

De mogelijkheden om aan- en uitbouwen en bijgebouwen te plaatsen zijn vergroot. De mogelijkheid om vergunningvrij bijbehorende bouwwerken te bouwen in rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten is echter per 1 november 2014 beperkt. Dat is alleen nog mogelijk in het deel van het achtererf dat zich recht achter het hoofdgebouw bevindt en voor zover het bouwen binnen het bestemmingsplan past. In alle andere gevallen is (in deze beschermde gezichten) toch een omgevingsvergunning vereist.

Voor meer informatie:
Besluit omgevingsrecht

Warmtewet

De Warmtewet is op 1 januari 2014 in werking getreden. Deze wet beoogt kleinverbruikers (consumenten en midden- en kleinbedrijven met aansluitingen tot en met 100 Kilowatt) die zijn aangesloten op een collectieve warmtevoorziening zoals stadsverwarming en blokverwarming, te beschermen tegen te hoge tarieven en te lage kwaliteit.  Hiermee heeft u te maken als eigenaar van een bedrijfsverzamelgebouwen waar meerdere gebruikers warmte afnemen. Aan de Autoriteit Consument & Markt kan bij de melding worden toegelicht dat de zich in deze panden bevindende bedrijfsruimten niet als zelfstandige eenheden zijn aan te merken (een criterium dat de ACM hanteert om te beoordelen of er sprake is van een verbruiker) en dat u er om die reden vanuit gaat dat u als verhuurder -dus- niet een warmteleverancier in de zin van deze nieuwe wet is. Mocht de ACM daar anders over denken dan zult u alsnog uw bedrijfsverzamelgebouw als “warmtenet” moeten aanmelden. Ook dient u dan met alle afnemers (huurders, gebruikers) warmteovereenkomsten te sluiten waarin afspraken met betrekking tot tarieven en service worden vastgelegd.

Voor meer informatie:
Warmtewet

Opiumwet

Commotie onder verhuurders bij het  in werking treden van de nieuwe Opiumwet op 1 maart 2015. In de Opiumwet wordt nu namelijk ook het voorbereiden en bevorderen van hennepteelt strafbaar gesteld. Blijkens de memorie van toelichting op de wet wordt ook de verhuur van ruimtes als een mogelijke voorbereidende handeling beschouwd. Op voorbereidingshandelingen staat een maximale gevangenisstraf van 3 jaar of een geldboete van maximaal € 81.000,00.
Volgens de memorie van toelichting is de voorbereider (de verhuurder) strafbaar als hij weet dat een en ander bestemd is om de overtredingen van de Opiumwet te plegen, of indien hij ernstige redenen heeft om dit te vermoeden. De overtredingen van de Opiumwet waar op wordt gedoeld zijn bedrijfsmatige teelt en het in grote hoeveelheden telen, aanwezig hebben of vervaardigen van verboden middelen.
Als er sterke vermoedens zijn dat het pand door de (beoogd) huurder gebruikt gaat worden voor (bijvoorbeeld) het kweken van hennep of als XTC-lab, en de verhuurder het pand toch verhuurt zonder nader onderzoek (of nadere vragen te stellen) aan de betreffende partij, dan kan de verhuurder strafbaar zijn.
Er wordt dus extra oplettendheid en zorgvuldigheid verwacht van verhuurders. Er moet echter wel eerst aanleiding zijn voor de verhuurder om extra oplettend te zijn. Zonder dat, geen strafbaarheid.

Opiumwet per 1-1-2016 

  • Over DBVB
  • Wie zijn wij
  • Wat doen we
  • Waarom DBVB
  • Weetjes
  • Blog
  • Contact